vuurwerk knaller
  • knal·ler
  • Ontleend aan Duits Knaller, aangetroffen sinds het begin van de 20e eeuw,
  • [2] In de betekenis van een voetbalspeler die veel doelpunten scoort, aangetroffen sinds de jaren 1920, voor een vindplaats zie hieronder.
  • afleiding van knallen en met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord knaller knallers
verkleinwoord knallertje knallertjes

de knallerm [1]

  1. een plotseling hard kortdurend geluid zoals dat van donderslagen, vuurwerk of een zweep
    • Tijdens oud en nieuw hoorden we de hele dag enorme knallers 
    • Knalvuurwerk leverde rond de afgelopen jaarwisseling relatief veel slachtoffers op. 64 procent van de verwondingen werd veroorzaakt door knallers. [2] 
  2. (figuurlijk) (sport) een voetballer die veel doelpunten maakt, succesvolle speler
     Voetjeballer, schoten knaller, Speler uit de eerste klas, Wien ’t publiek nooit kon vervelen,[3]
  3. (figuurlijk) een groot succes
    • Een kiloknaller is veel te goedkoop vlees. 
  4. (figuurlijk) hoogtepunt
    • Apple is tot nu toe de knaller. Met die zaak zette Vestager niet alleen de diplomatieke banden tussen de Europese Unie en de VS op scherp, ze legde er ook een bom mee onder het te soepele belastingbeleid van sommige Europese lidstaten en onder het complete Ierse ‘businessmodel’, dat draait om het aantrekken van multinationals met gunstige belastingregelingen. Ierland, dat Apple in 2014 slechts 0,005 procent belasting liet betalen, moet de bewust misgelopen miljarden nu terugvorderen. [4] 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Maarten Back 22 december 2016
  3.   Weblink bron 'n Raad in: De H.F.C.'er, maandblad van de Haarlemsche Football-Club, jrg 2, 1920-1921, no 11 (15-09-1921), p. 87 op Delpher.nl  
  4. NRC Stéphane Alonso 1 december 2016
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be