sisser
- sis·ser
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘erwt’ voor het eerst aangetroffen in 1779 [1]
- m: Naamwoord van handeling van sissen met het achtervoegsel -er [2][3][4]
- v: van Latijn cicer, vergelijk Frans chiche [5]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sisser | sissers |
verkleinwoord | sissertje | sissertjes |
de sisser m
- vuurwerk dat niet ontploft, maar enkel een sissend geluid maakt
- (techniek) (geschiedenis) bak om suikerrietsap op te vangen (in Surinaamse suikermolens)
- [1] met een sisser aflopen1. tegen de verwachting in zonder ernstige gevolgen eindigen
2. met een teleurstelling eindigen - [1] op een sisser aflopenmet een teleurstelling eindigen
- [1] op een sisser uitlopenmet een teleurstelling eindigen
- [1] op een sisser uitdraaienmet een teleurstelling eindigen
- De betekenis "zonder ernstige gevolgen eindigen" is vooral in Nederland gangbaar, de vormen in de betekenis "met een teleurstelling eindigen" zijn vooral in België gangbaar[6].
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sisser | sissers |
verkleinwoord | sissertje | sissertjes |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als vrouwelijk woord.
de sisser v
- Het woord sisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sisser" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[7] |
- ↑ "sisser" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ sisser op website: Etymologiebank.nl
- ↑ sisser op website: Etymologiebank.nl
- ↑ sisser op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Met een sisser aflopen (betekenis) op website Nederlandse Taalunie: taaladvies.net; geraadpleegd 2018-02-24
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be