• sis·sen
  • In de betekenis van ‘scherp geluid maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1437 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sissen
siste
gesist
zwak -t volledig

sissen

  1. inergatief hoogfrequente ruis voortbrengen, zoals het geluid van de s-klank
  2. het sissende geluid van iets dat in een hete vloeistof wordt gedaan
    • De worst siste zachtjes in de pan en een heerlijke geur verspreidde zich in de keuken. 
  3. het sissende geluid van iets heets dat in water wordt gedaan
     March nam een laatste trek van zijn sigaret en gooide hem met een korte polsbeweging weg. Hij siste en ging uit op de natte weg.[2]
  4. inergatief (dierengeluid) een geluid voortbrengen van een boze slang of kat
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]