kliniek
- kli·niek
- van Frans clinique, dat via Latijn clinicus teruggaat op Oudgrieks κλῑνικός (klīnikós) "arts" [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kliniek | klinieken |
verkleinwoord | kliniekje | kliniekjes |
de kliniek v
- (medisch) inrichting waar patiënten medische zorg krijgen en worden verpleegd
- De kliniek was overvol na het grote verkeersongeluk.
- In deze kliniek worden mensen met een verslaving geholpen om er vanaf te komen.
1. een inrichting waar patiënten worden verpleegd
- Het woord kliniek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kliniek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kliniek op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be