• cli·nic
enkelvoud meervoud
naamwoord clinic clinics
verkleinwoord - -

de clinicv / m

  1. (sport) eenmalige demonstratie of training door zeer ervaren of getalenteerde sporters voor deelnemers die daar actief aan meedoen
    • De Antillean Yachtracing Union (AYRU) organiseert komende zaterdag en zondag op zeilclub Jan Sofat een clinic wedstrijdzeilen voor de jeugd. Er zal worden gevaren in mini sunfishes. Jeugdigen die in een mini sunfish kunnen zeilen en meer willen leren van wedstrijdzeilen, kunnen hieraan deelnemen. Ook ouders, begeleiders, en trainers die interesse nebben kunnen zich opgeven. Cor van Aanholt en Chantal Voorbraak zullen de clinic verzorgen. [1]
  2. eenmalige groepsbijeenkomst waar onder leiding van experts een vaardigheid wordt ontwikkeld of een onderwerp uitgediept
    • De gemeente Hoogeveen organiseert in samenwerking met RSG Wolfsbos een clinic over de verkeersveiligheid in de gemeente, Fiets4Safe. De clinic werd gegeven aan de eerstejaars leerlingen van het vmbo van RSG Wolfsbos. Aan de hand van praktijkvoorbeelden werd veilig en onveilig fietsgedrag nagebootst. [2]
90 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
clinic clinics

clinic

  1. kliniek