klíč
- klíč
- sleutel; een instrument waarmee een slot geopend of gesloten kan worden
- (techniek)(gereedschap) sleutel; een stuk gereedschap om bouten en moeren mee aan te draaien
- (figuurlijk) sleutel; een aandeel of functie die in een groep van groot belang is
- (muziek) sleutel; een teken dat aangeeft welke toonhoogte een bepaalde lijn van een balk weergeeft
- (informatica) sleutel, key
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | klíč | klíče |
genitief | klíče | klíčů |
datief | klíči | klíčům |
accusatief | klíč | klíče |
vocatief | klíči | klíče |
locatief | klíči | klíčích |
instrumentalis | klíčem | klíči |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.