kink
- kink
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kink | kinken |
verkleinwoord | kinkje | kinkjes |
- (scheepvaart) door torderen ontstane kronkel in een (staal-)kabel, touw of snoer [3] [4]
- De zeilen zijn nu voorzien van kinkvrije schoten.
- deuk [5]
- Een kink in de kabel
Onverwachte pech of tegenslag[6]
- Het woord kink staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kink" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kink" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kink op website: Etymologiebank.nl
- ↑ kink op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ onzetaal.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be