• kiem·vrij
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kiemvrij kiemvrijer kiemvrijst
verbogen kiemvrije kiemvrijere kiemvrijste
partitief kiemvrijs kiemvrijers -

kiemvrij

  1. vrij van micro-organismen; zonder ziektekiemen
    • Kip moet gaar. Dat wordt ons linksom en rechtsom ingepeperd. Terecht, omdat de slachtkippenindustrie - biologisch, plof of daartussenin - geen kans ziet een gevarieerd scala aan ziekteverwekkers van het vlees weg te houden. Als de beesten bij leven nog kiemvrij zijn, krijgen ze bij de slacht nog een veeg mee.[1] 
    • Bij wijn werkt het net zo. Schenk Château Pétrus in een kroesje en je mist meer dan de helft van de pret. En zo kom ik dan bij bier. Het heeft vast iets te maken met de lage status van het spul, de eeuwenoude rol van kiemvrije dorstlesser tegen geringe kosten, daar waar wijn duur was. Gewoon voltappen die kroes dus, dat glas, die beker. Bier schenk je niet nuffig, het idee dat je een bodempje in een grote kelk zou ronddraaien is lachwekkend.[2] 
    • Het is zo gek nog niet: muntolie in de tandpasta. Veel vluchtige plantenoliën zijn zo dodelijk voor bacteriën dat alleen al de damp in staat is een besmet stuk kipfilet kiemvrij te maken.[3] 
95 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Volkskrant Onno Kleyn 4 maart 2015 Kipreepjes in kruidige linzen-tomatensaus
  2. Volkskrant Onno Kleyn 26 februari 2014, Oud recept voor nieuwe liefde
  3. NRC Karel Knip 29 november 2007 Salmonella op kip te lijf met oregano-olie
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be