• ste·riel
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onvruchtbaar’ voor het eerst aangetroffen in 1724 [1]
stellend
onverbogen steriel
verbogen steriele
partitief steriels

steriel

  1. zonder microbiële besmetting, heel schoon
    • In het laboratorium moet men in een steriele omgeving werken. 
  2. onvruchtbaar
    • het steriele echtpaar kan geen kinderen krijgen. 


98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]