kief
- kief
- [A] via Frans van Marokkaans Arabisch كيف zn (kayf) "goede stemming; roesmiddel"
- [B] afgeleid van keefse / kevis "concubine, vrouw waarmee men buiten het huwelijk regelmatig geslachtsverkeer heeft" of keefskind "bastaard" [1][2][3]
[A]+[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | kief | - |
verkleinwoord | - | - |
[A] de kief m
- (verouderd) goedkoop roesmiddel gemaakt uit delen van vrouwelijke hennepplanten Cannabis sativa , dat meestal vermengd met tabak wordt gerookt
- ▸ Het Marseille dat Dridi ons in Bye-Bye voorschotelt maakt pas echt aanspraak op de benaming 'narco-état'; toen soft drugs nog 'kief' heetten, was Noord-Afrika de vanzelfsprekende herkomst.[4]
[B] de kief m
- buitenechtelijk kind (alleen in onderstaande uitdrukking)
- Waarom zou ik zuinig leven, nu ik noch kind noch kief heb?
- [2] kind noch kief hebbenin het geheel geen nageslacht hebben
- Het woord kief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kief" herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kraai op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Cock, A. de“Spreekwoorden en zegswijzen : afkomstig van oude gebruiken en volkszeden” (1905), A. Hoste, Gent, p. 147
- ↑ Weblink bron Hans Beerekamp“Oma in leunstoel op een plak hasj in de drugsstaat Marseille” (1 juni 1996) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kief | kiewe |
verkleinwoord | kiefie | kiefies |
kief