Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cu·bi·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord concubine concubines
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de concubinev

  1. vrouw met wie een man in ongehuwde staat (concubinaat) samenleeft
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Zelfstandig naamwoord

concubine

  1. concubine


Frans

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·cu·bi·ne
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  concubine     la concubine     concubines     les concubines  

Zelfstandig naamwoord

concubine v

  1. concubine