• kerk·mu·ziek
  • In de betekenis van ‘muziek die in een kerk wordt gespeeld’ voor het eerst aangetroffen in 1754 [1]
  • samenstelling van  kerk  en  muziek  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kerkmuziek
verkleinwoord

de kerkmuziekv [3]

  1. (muziek) (religie) muziek die voor godsdienstoefeningen is gemaakt en in een kerk wordt gespeeld
    • Wie zondag de Maas en Congo bezoekt, hoort uitsluitend kerkmuziek. Soulzanger William Bell verdeelde als kleine jongen zijn tijd tussen het kerkkoor en Beale Street in Memphis. Anthony Hamilton sleep zijn soulstem in de kerk, zijn nummers hebben titels als Amen, Pray For Me en Ever Seen Heaven. [4] 
  • wereldse muziek