kaasschaaf
- Geluid: kaasschaaf (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkasxaf / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈkasχaf/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈkasxaf/
- kaas·schaaf
- In de betekenis van ‘schaaf om plakjes van kaas te snijden’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
- samenstelling van kaas en schaaf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaasschaaf | kaasschaven |
verkleinwoord | kaasschaafje | kaasschaafjes |
- (huishouden) een gebruiksvoorwerp waarmee een dun plakje van een stuk kaas kan worden gesneden
- Mensen die onervaren zijn met de kaasschaaf snijden zichzelf er wel eens aan.
1. een gebruiksvoorwerp waarmee een dun plakje van een stuk kaas kan worden gesneden
- Het woord kaasschaaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kaasschaaf" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kaasschaaf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be