Een kaasschaaf aan het werk.
  • kaas·schaaf
  • In de betekenis van ‘schaaf om plakjes van kaas te snijden’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • samenstelling van  kaas  en  schaaf 
enkelvoud meervoud
naamwoord kaasschaaf kaasschaven
verkleinwoord kaasschaafje kaasschaafjes

de kaasschaafv / m

  1. (huishouden) een gebruiksvoorwerp waarmee een dun plakje van een stuk kaas kan worden gesneden
    • Mensen die onervaren zijn met de kaasschaaf snijden zichzelf er wel eens aan. 
99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]