• ra·bot

rabot v

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) vele (alleen in onderstaande verbindingen)
enkelvoud meervoud
naamwoord rabot rabotten
verkleinwoord

rabot

  1. (waterbeheer) een keersluis met een afsluiting in de vorm van een enkele hefdeur of schofdeur


 
Un rabot
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  rabot     le rabot     rabots     les rabots  

rabot m

  1. (gereedschap): schaaf, voor hout, meestal is de blokschaaf bedoeld


rabot

  1. (gereedschap) schaaf