jazyk m

  1. taal


  • ja·zyk

jazyk monbezield

  1. (anatomie) tong; beweeglijk lichaamsdeel in de mond van mensen en veel dieren
  2. (taalkunde) taal; een systeem van spraakklanken door middel waarvan mensen met elkaar communiceren en de schriftelijke vastlegging hiervan
    «Jaroslav mluví čtyři jazyky
    Jaroslav spreekt vier talen.
  3. (informatica) taal, programmeertaal; een formeel systeem dat door computers wordt begrepen
  4. (straalvinnigen) solea; een geslacht vissen met onder andere de tong