janken
- Geluid: janken (hulp, bestand)
- IPA: / ˈjɑŋkə(n) / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈjɑŋkə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈjɑŋkə(n)/
- jan·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
janken |
jankte |
gejankt |
zwak -t | volledig |
janken
- inergatief traanvocht uitscheiden door emotie
- Nadat hij in zijn gezicht was geslagen jankte hij wel een uur.
- Het woord janken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "janken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "janken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ janken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be