jankerig
- jan·ke·rig
- Naamwoord van handeling van janken met het achtervoegsel -erig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | jankerig | jankeriger | jankerigst |
verbogen | jankerige | jankerigere | jankerigste |
partitief | jankerigs | jankerigers | - |
jankerig
- van een persoon dat die vaak heel zielig doet zonder het echt te zijn
- Trek je niet te veel aan van zijn gejang, hij is gewoon een jankerig en verwend kind.
- Het woord jankerig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jankerig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be