iteratief
- ite·ra·tief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘herhalend’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- afgeleid van iteratie met het achtervoegsel -ief
- afgeleid van het Franse itératif of daarvoor van het Latijnse 'iterativus'
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | iteratief | iteratieven |
verkleinwoord | - | - |
het iteratief o
- werkwoord dat een herhaalde werking aangeeft
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | iteratief | iteratiever | iteratiefst |
verbogen | iteratieve | iteratievere | iteratiefste |
partitief | iteratiefs | iteratievers | - |
iteratief
- Het woord iteratief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "iteratief" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "iteratief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be