interacteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van interacteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | interacteren | te interacteren | ||||||
toekomend | zullen interacteren | te zullen interacteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïnteracteerd | te hebben geïnteracteerd | ||||||
toekomend | geïnteracteerd zullen hebben | geïnteracteerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
interacterend | geïnteracteerd | ev. interacteer |
mv. verouderd interacteert |
interactere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | interacteer | interacteert | interacteert | interacteert | interacteert | interacteren | interacteren | interacteren | |
verleden (o.v.t.) | interacteerde | interacteerde | interacteerde | interacteerde | interacteerde | interacteerden | interacteerden | interacteerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal interacteren | zult/zal interacteren | zult/zal interacteren | zult interacteren | zal interacteren | zullen interacteren | zullen interacteren | zullen interacteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou interacteren | zou interacteren | zou(dt) interacteren | zoudt interacteren | zou interacteren | zouden interacteren | zouden interacteren | zouden interacteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïnteracteerd | hebt geïnteracteerd | hebt/heeft geïnteracteerd | hebt geïnteracteerd | heeft geïnteracteerd | hebben geïnteracteerd | hebben geïnteracteerd | hebben geïnteracteerd | |
verleden (v.v.t.) | had geïnteracteerd | had geïnteracteerd | had geïnteracteerd | hadt geïnteracteerd | had geïnteracteerd | hadden geïnteracteerd | hadden geïnteracteerd | hadden geïnteracteerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïnteracteerd hebben | zal/zult geïnteracteerd hebben | zult/zal geïnteracteerd hebben | zult geïnteracteerd hebben | zal geïnteracteerd hebben | zullen geïnteracteerd hebben | zullen geïnteracteerd hebben | zullen geïnteracteerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïnteracteerd hebben | zou geïnteracteerd hebben | zou/zoudt geïnteracteerd hebben | zoudt geïnteracteerd hebben | zou geïnteracteerd hebben | zouden geïnteracteerd hebben | zouden geïnteracteerd hebben | zouden geïnteracteerd hebben |