• in·ter·ac·teert
vervoeging van
interacteren

interacteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interacteren
    • Jij interacteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van interacteren
    • Hij interacteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van interacteren
    • Interacteert!