• in·stinct·ma·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen instinctmatig instinctmatiger instinctmatigst
verbogen instinctmatige instinctmatigere instinctmatigste
partitief instinctmatigs instinctmatigers -

instinctmatig [1]

  1. betrekking hebbend op aangeboren gedrag
    • Isaacson ten slotte: 'Was Jobs intelligent? Nee, niet buitengewoon. Maar hij was wel geniaal. De sprongen die hij in zijn verbeelding maakte waren instinctmatig, onverwacht en soms magisch.' [2] 
    • Directeur Adler zei geschokt te zijn. Hij vindt dat de tijger geen blaam treft. „Het dier zag een indringer in zijn territorium en viel instinctmatig aan.” [3]