aangeleerd
- Geluid: aangeleerd (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanɣəˌlert / (3 lettergrepen)
- aan·ge·leerd
vervoeging van: | aanleren… |
verbogen vorm: | aangeleerde |
aangeleerd
- voltooid deelwoord van aanleren
- ▸ Met een aangeboren of aangeleerde elegantie, dat was haar toen nog niet duidelijk, kweten ze zich van hun taak.[1]
- ▸ Het ontbijt is op, de televisie blijft aan. Tijdens de reclamespotjes voert hij allerlei huishoudelijke taken uit zoals hij zich deze ooit, toen hij verweesd in de grote stad terechtkwam, had aangeleerd: vluchtig, met een plichtmatigheid die aan totale lethargie grenst.[2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aangeleerd | aangeleerder | aangeleerdst |
verbogen | aangeleerde | aangeleerdere | aangeleerdste |
partitief | aangeleerds | aangeleerders | - |
aangeleerd
- van iets dat het niet aangeboren is maar dat men het heeft geleerd
- Het woord aangeleerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht
, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Safae el Khannoussi“Oroppa” (2024), Uitgeverij Pluim
, ISBN 9789493339125