(2) inslag en (1) schering
  • in·slag
enkelvoud meervoud
naamwoord inslag [3,4]: inslagen
verkleinwoord inslagje inslagjes

de inslagm

  1. de horizontale draden die tijdens het weven tussen de opgespannen draden van de schering ingebracht worden
    • Omdat de draad van de inslag brak moest de wever corrigerend optreden. 
  2. iemands geaardheid
    • Die kunstzinnige inslag zit in de familie. 
  3. het met grote snelheid inslaan van een voorwerp, bijvoorbeeld een bom of een meteoriet
    • De uitstervingsgolf aan het eind van het krijt wordt algemeen toegeschreven aan de inslag van een meteoriet die een grote krater in Yucatan achterliet. 
  4. een naar de binnenzijde omgeslagen deel van een boekomslag
    • Op de inslag stond een levensbeschrijving van de schrijfster. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be