inkten/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van inkten
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		inkten			te inkten
	toekomend		zullen inkten			te zullen inkten
voltooid	tegenwoordig		hebben geïnkt			te hebben geïnkt
	toekomend		geïnkt zullen hebben			geïnkt te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	inktend		geïnkt			ev. inkt	mv. verouderd inkt	inkte
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	inkt	inkt	inkt	inkt	inkt	inkten	inkten	inkten
verleden (o.v.t.)	inktte	inktte	inktte	inktte	inktte	inktten	inktten	inktten
toekomend (o.t.t.t.)	zal inkten	zult/zal inkten	zult/zal inkten	zult inkten	zal inkten	zullen inkten	zullen inkten	zullen inkten
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou inkten	zou inkten	zou(dt) inkten	zoudt inkten	zou inkten	zouden inkten	zouden inkten	zouden inkten
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb geïnkt	hebt geïnkt	hebt/heeft geïnkt	hebt geïnkt	heeft geïnkt	hebben geïnkt	hebben geïnkt	hebben geïnkt
verleden (v.v.t.)	had geïnkt	had geïnkt	had geïnkt	hadt geïnkt	had geïnkt	hadden geïnkt	hadden geïnkt	hadden geïnkt
toekomend (v.t.t.t.)	zal geïnkt hebben	zal/zult geïnkt hebben	zult/zal geïnkt hebben	zult geïnkt hebben	zal geïnkt hebben	zullen geïnkt hebben	zullen geïnkt hebben	zullen geïnkt hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou geïnkt hebben	zou geïnkt hebben	zou/zoudt geïnkt hebben	zoudt geïnkt hebben	zou geïnkt hebben	zouden geïnkt hebben	zouden geïnkt hebben	zouden geïnkt hebben
onpersoonlijke lijdende vorm geïnkt worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt geïnkt				er is geïnkt
verleden	er werd geïnkt				er was geïnkt
toekomend	er zal geïnkt worden				er zal geïnkt zijn
voorwaardelijk	er zou geïnkt worden				er zou geïnkt zijn