inhumaan
- in·hu·maan
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onmenselijk’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- van het Latijn inhumanus; op te vatten als afleiding van humaan met het ontkennend voorvoegsel in-[2][3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inhumaan | inhumaner | inhumaanst |
verbogen | inhumane | inhumanere | inhumaanste |
partitief | inhumaans | inhumaners | - |
inhumaan
- beschikkend over veel negatieve eigenschappen van de mens vooral tegenover zijn medemens
- een inhumane behandeling zou men misschien beter een mensonwaardige behandeling kunnen noemen
- Het woord inhumaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inhumaan" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "inhumaan" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ inhumaan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be