Nederlands

 
infanterist
 
infanterist
Uitspraak
Woordafbreking
  • in·fan·te·rist
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord infanterist infanteristen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de infanteristm [1]

  1. (militair) (beroep) soldaat die te voet met een draagbaar wapen vecht
    • Prins Bernhard heeft op 10 mei 1940 bij de Slag om de Residentie wel degelijk op overvliegende Duitsers geschoten. De bewering van Bernhard werd vaak in twijfel getrokken, maar de 92-jarige oud-infanterist Gerard Hillenaar uit Leiden was ooggetuige en bevestigt het verhaal. Hij doet zijn relaas in het vandaag te verschijnen veteranenblad Checkpoint. Dat schrijft De Telegraaf. [2] 
    • Hij zag ellende genoeg. Kosovo, Bosnië, Afghanistan. Jarin Kruse (29), een gedrongen rugbybeer uit Beckum, droeg de rode baret van de Luchtmobiele Brigade. Infanterist, maat onder zijn maten. Nu smeedt hij hoefijzers en beslaat hij paarden. Niet geheel vrijwillig. Toen zijn broodheer hem naar Irak wilde uitzenden, bracht hij de afscheidsgroet. ‘Er knapte iets bij mij.’ [3] 
    • Toen Brubeck in 1942 afstudeerde, moest hij het leger in. Hij werd naar Europa gestuurd, aanvankelijk als infanterist. Al snel bleek echter dat de pacifistisch ingestelde Brubeck van grotere waarde was als leider van een militair orkest. [4] 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen