ineenschrompelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ineenschrompelen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ineenschrompelen | ineen te schrompelen | ||||||
toekomend | zullen ineenschrompelen ineen zullen schrompelen |
te zullen ineenschrompelen ineen te zullen schrompelen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn ineengeschrompeld | te zijn ineengeschrompeld | ||||||
toekomend | ineengeschrompeld zullen zijn | ineengeschrompeld te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
ineenschrompelend | ineengeschrompeld | ev. schrompel ineen |
mv. verouderd schrompelt ineen |
schrompele ineen (bijzin) ineenschrompele | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | schrompel ineen | schrompelt ineen | schrompelt ineen | schrompelt ineen | schrompelt ineen | schrompelen ineen | schrompelen ineen | schrompelen ineen | |
verleden (o.v.t.) | schrompelde ineen | schrompelde ineen | schrompelde ineen | schrompelde ineen | schrompelde ineen | schrompelden ineen | schrompelden ineen | schrompelden ineen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal ineenschrompelen | zult/zal ineenschrompelen | zult/zal ineenschrompelen | zult ineenschrompelen | zal ineenschrompelen | zullen ineenschrompelen | zullen ineenschrompelen | zullen ineenschrompelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ineenschrompelen | zou ineenschrompelen | zou(dt) ineenschrompelen | zoudt ineenschrompelen | zou ineenschrompelen | zouden ineenschrompelen | zouden ineenschrompelen | zouden ineenschrompelen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | ineenschrompel | ineenschrompelt | ineenschrompelt | ineenschrompelt | ineenschrompelt | ineenschrompelen | ineenschrompelen | ineenschrompelen | |
verleden (o.v.t.) | ineenschrompelde | ineenschrompelde | ineenschrompelde | ineenschrompelde | ineenschrompelde | ineenschrompelden | ineenschrompelden | ineenschrompelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal ineenschrompelen ineen zal schrompelen |
zult/zal ineenschrompelen ineen zult/zal schrompelen |
zult/zal ineenschrompelen ineen zult/zal schrompelen |
zult ineenschrompelen ineen zult schrompelen |
zal ineenschrompelen ineen zal schrompelen |
zullen ineenschrompelen ineen zullen schrompelen |
zullen ineenschrompelen ineen zullen schrompelen |
zullen ineenschrompelen ineen zullen schrompelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ineenschrompelen ineen zou schrompelen |
zou ineenschrompelen ineen zou schrompelen |
zou(dt) ineenschrompelen ineen zou(dt) schrompelen |
zoudt ineenschrompelen ineen zoudt schrompelen |
zou ineenschrompelen ineen zou schrompelen |
zouden ineenschrompelen ineen zouden schrompelen |
zouden ineenschrompelen ineen zouden schrompelen |
zouden ineenschrompelen ineen zouden schrompelen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ineengeschrompeld | bent ineengeschrompeld | bent/is ineengeschrompeld | zijt ineengeschrompeld | is ineengeschrompeld | zijn ineengeschrompeld | zijn ineengeschrompeld | zijn ineengeschrompeld | |
verleden (v.v.t.) | was ineengeschrompeld | was ineengeschrompeld | was ineengeschrompeld | waart ineengeschrompeld | was ineengeschrompeld | waren ineengeschrompeld | waren ineengeschrompeld | waren ineengeschrompeld | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal ineengeschrompeld zijn | zal/zult ineengeschrompeld zijn | zult/zal ineengeschrompeld zijn | zult ineengeschrompeld zijn | zal ineengeschrompeld zijn | zullen ineengeschrompeld zijn | zullen ineengeschrompeld zijn | zullen ineengeschrompeld zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ineengeschrompeld zijn | zou ineengeschrompeld zijn | zou/zoudt ineengeschrompeld zijn | zoudt ineengeschrompeld zijn | zou ineengeschrompeld zijn | zouden ineengeschrompeld zijn | zouden ineengeschrompeld zijn | zouden ineengeschrompeld zijn |