indikken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van indikken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | indikken | in te dikken | ||||||||
toekomend | zullen indikken in zullen dikken |
te zullen indikken in te zullen dikken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingedikt | te hebben ingedikt | ||||||||
toekomend | ingedikt zullen hebben | ingedikt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
indikkend | ingedikt | ev. dik in |
mv. verouderd dikt in |
dikke in (bijzin) indikke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | dik in | dikt in | dikt in | dikt in | dikt in | dikken in | dikken in | dikken in | |||
verleden (o.v.t.) | dikte in | dikte in | dikte in | dikte in | dikte in | dikten in | dikten in | dikten in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal indikken | zult/zal indikken | zult/zal indikken | zult indikken | zal indikken | zullen indikken | zullen indikken | zullen indikken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou indikken | zou indikken | zou(dt) indikken | zoudt indikken | zou indikken | zouden indikken | zouden indikken | zouden indikken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | indik | indikt | indikt | indikt | indikt | indikken | indikken | indikken | |||
verleden (o.v.t.) | indikte | indikte | indikte | indikte | indikte | indikten | indikten | indikten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal indikken in zal dikken |
zult/zal indikken in zult/zal dikken |
zult/zal indikken in zult/zal dikken |
zult indikken in zult dikken |
zal indikken in zal dikken |
zullen indikken in zullen dikken |
zullen indikken in zullen dikken |
zullen indikken in zullen dikken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou indikken in zou dikken |
zou indikken in zou dikken |
zou(dt) indikken in zou(dt) dikken |
zoudt indikken in zoudt dikken |
zou indikken in zou dikken |
zouden indikken in zouden dikken |
zouden indikken in zouden dikken |
zouden indikken in zouden dikken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingedikt | hebt ingedikt | hebt/heeft ingedikt | hebt ingedikt | heeft ingedikt | hebben ingedikt | hebben ingedikt | hebben ingedikt | |||
verleden (v.v.t.) | had ingedikt | had ingedikt | had ingedikt | hadt ingedikt | had ingedikt | hadden ingedikt | hadden ingedikt | hadden ingedikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingedikt hebben | zal/zult ingedikt hebben | zult/zal ingedikt hebben | zult ingedikt hebben | zal ingedikt hebben | zullen ingedikt hebben | zullen ingedikt hebben | zullen ingedikt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingedikt hebben | zou ingedikt hebben | zou/zoudt ingedikt hebben | zoudt ingedikt hebben | zou ingedikt hebben | zouden ingedikt hebben | zouden ingedikt hebben | zouden ingedikt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingedikt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingedikt | er is ingedikt | |||||||||
verleden | er werd ingedikt | er was ingedikt | |||||||||
toekomend | er zal ingedikt worden | er zal ingedikt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingedikt worden | er zou ingedikt zijn | |||||||||
lijdende vorm ingedikt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingedikt worden | ingedikt te worden | ||||||||
toekomend | ingedikt zullen worden | ingedikt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingedikt zijn | ingedikt te zijn | ||||||||
toekomend | ingedikt zullen zijn | ingedikt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingedikt | wordt ingedikt | wordt ingedikt | wordt ingedikt | wordt ingedikt | worden ingedikt | worden ingedikt | worden ingedikt | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingedikt | werd ingedikt | werd ingedikt | werdt ingedikt | werd ingedikt | werden ingedikt | werden ingedikt | werden ingedikt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingedikt worden | zult ingedikt worden | zult ingedikt worden | zult ingedikt worden | zal ingedikt worden | zullen ingedikt worden | zullen ingedikt worden | zullen ingedikt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingedikt worden | zou ingedikt worden | zou/zoudt ingedikt worden | zoudt ingedikt worden | zou ingedikt worden | zouden ingedikt worden | zouden ingedikt worden | zouden ingedikt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingedikt | bent ingedikt | bent/is ingedikt | zijt ingedikt | is ingedikt | zijn ingedikt | zijn ingedikt | zijn ingedikt | |||
verleden (v.v.t.) | was ingedikt | was ingedikt | was ingedikt | waart ingedikt | was ingedikt | waren ingedikt | waren ingedikt | waren ingedikt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingedikt zijn | zult ingedikt zijn | zult ingedikt zijn | zult ingedikt zijn | zal ingedikt zijn | zullen ingedikt zijn | zullen ingedikt zijn | zullen ingedikt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingedikt zijn | zou ingedikt zijn | zou/zoudt ingedikt zijn | zoudt ingedikt zijn | zou ingedikt zijn | zouden ingedikt zijn | zouden ingedikt zijn | zouden ingedikt zijn |