hydreren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van hydreren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | hydreren | te hydreren | ||||||||
toekomend | zullen hydreren | te zullen hydreren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gehydreerd | te hebben gehydreerd | ||||||||
toekomend | gehydreerd zullen hebben | gehydreerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
hydrerend | gehydreerd | ev. hydreer |
mv. verouderd hydreert |
hydrere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | hydreer | hydreert | hydreert | hydreert | hydreert | hydreren | hydreren | hydreren | |||
verleden (o.v.t.) | hydreerde | hydreerde | hydreerde | hydreerde | hydreerde | hydreerden | hydreerden | hydreerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal hydreren | zult/zal hydreren | zult/zal hydreren | zult hydreren | zal hydreren | zullen hydreren | zullen hydreren | zullen hydreren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou hydreren | zou hydreren | zou(dt) hydreren | zoudt hydreren | zou hydreren | zouden hydreren | zouden hydreren | zouden hydreren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gehydreerd | hebt gehydreerd | hebt/heeft gehydreerd | hebt gehydreerd | heeft gehydreerd | hebben gehydreerd | hebben gehydreerd | hebben gehydreerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gehydreerd | had gehydreerd | had gehydreerd | hadt gehydreerd | had gehydreerd | hadden gehydreerd | hadden gehydreerd | hadden gehydreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehydreerd hebben | zal/zult gehydreerd hebben | zult/zal gehydreerd hebben | zult gehydreerd hebben | zal gehydreerd hebben | zullen gehydreerd hebben | zullen gehydreerd hebben | zullen gehydreerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehydreerd hebben | zou gehydreerd hebben | zou/zoudt gehydreerd hebben | zoudt gehydreerd hebben | zou gehydreerd hebben | zouden gehydreerd hebben | zouden gehydreerd hebben | zouden gehydreerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gehydreerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gehydreerd | er is gehydreerd | |||||||||
verleden | er werd gehydreerd | er was gehydreerd | |||||||||
toekomend | er zal gehydreerd worden | er zal gehydreerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gehydreerd worden | er zou gehydreerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gehydreerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gehydreerd worden | gehydreerd te worden | ||||||||
toekomend | gehydreerd zullen worden | gehydreerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gehydreerd zijn | gehydreerd te zijn | ||||||||
toekomend | gehydreerd zullen zijn | gehydreerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gehydreerd | wordt gehydreerd | wordt gehydreerd | wordt gehydreerd | wordt gehydreerd | worden gehydreerd | worden gehydreerd | worden gehydreerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gehydreerd | werd gehydreerd | werd gehydreerd | werdt gehydreerd | werd gehydreerd | werden gehydreerd | werden gehydreerd | werden gehydreerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gehydreerd worden | zult gehydreerd worden | zult gehydreerd worden | zult gehydreerd worden | zal gehydreerd worden | zullen gehydreerd worden | zullen gehydreerd worden | zullen gehydreerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gehydreerd worden | zou gehydreerd worden | zou/zoudt gehydreerd worden | zoudt gehydreerd worden | zou gehydreerd worden | zouden gehydreerd worden | zouden gehydreerd worden | zouden gehydreerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gehydreerd | bent gehydreerd | bent/is gehydreerd | zijt gehydreerd | is gehydreerd | zijn gehydreerd | zijn gehydreerd | zijn gehydreerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gehydreerd | was gehydreerd | was gehydreerd | waart gehydreerd | was gehydreerd | waren gehydreerd | waren gehydreerd | waren gehydreerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehydreerd zijn | zult gehydreerd zijn | zult gehydreerd zijn | zult gehydreerd zijn | zal gehydreerd zijn | zullen gehydreerd zijn | zullen gehydreerd zijn | zullen gehydreerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehydreerd zijn | zou gehydreerd zijn | zou/zoudt gehydreerd zijn | zoudt gehydreerd zijn | zou gehydreerd zijn | zouden gehydreerd zijn | zouden gehydreerd zijn | zouden gehydreerd zijn |