Nederlands

Uitspraak
Gelijkklinkende woorden
Woordafbreking
  • hub
enkelvoud meervoud
naamwoord hub hubs
verkleinwoord hubje hubjes

Zelfstandig naamwoord

de hubm

  1. knooppunt in het luchtverkeer
  2. onderdeel dat computernetwerken meerdere apparaten met de rest van het netwerk verbond, voordat het gebruikelijk werd dat met een switch te doen
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
63 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Tsjechisch

Uitspraak
  • [A] IPA: /ɦap/
  • [B] IPA: /ɦʊp/
Woordafbreking
  • hub

Zelfstandig naamwoord

[A]

hub monbezield

  1. hub; onderdeel dat computernetwerken meerdere apparaten met de rest van het netwerk verbond, voordat het gebruikelijk werd dat met een switch te doen
Verbuiging
Synoniemen

Meer informatie

Zelfstandig naamwoord

[B]

hub

  1. genitief meervoud van huba
Gelijkklinkende woorden

Zelfstandig naamwoord

[B]

hub

  1. genitief meervoud van houba

Werkwoord

[B]

hub

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord hubit