[1] hoofdofficier
  • hoofd·of·fi·cier
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdofficier hoofdofficieren
hoofdofficiers
verkleinwoord

de hoofdofficierm

  1. (militair) de militaire officiersrangen boven de subalterne officieren en onder de opperofficieren
     De onderofficier rende naar de hoofdofficier toe en vertelde op een geschrokken fluistertoon (zoals een bediende aan zijn meester vertelt dat de gevraagde wijn op is) dat er geen kogels meer waren.[3]
  2. (juridisch) belangrijkste officier van justitie in een proces
     Digna van Boetzelaer, plaatsvervangend hoofdofficier van Justitie, noemt Girkins uitspraken "bijna minachting voor de rechtbank". "De manier waarop hij hierin staat voegt extra leed toe voor de nabestaanden."[4]
     "Geweld tegen hulpverleners is onacceptabel en tolereren wij niet", zegt Guus Schram, coördinerend hoofdofficier. "Hulpverleners staan elke dag weer paraat om mensen te helpen en de samenleving veiliger te maken. Zij moeten ongestoord hun werk kunnen doen en wij geven dan ook prioriteit aan de opsporing en vervolging van de verdachten."[5]
  1. hoofdofficier op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  4.   Weblink bron “MH17-verdachte noemt 'zogenaamde' rechtbank 'niet legitiem'” (WO 22 DECEMBER 2021), NOS
  5.   Weblink bron “Meer aanhoudingen vanwege misdrijven rond Oud en Nieuw dan vorig jaar” (VR 7 JANUARI 2022), NOS