holbewoner
- Geluid: holbewoner (hulp, bestand)
- IPA: /ˈhɔɫbəˌʋonər/
- hol·be·wo·ner
- samenstelling van hol en bewoner
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | holbewoner | holbewoners |
verkleinwoord | holbewonertje | holbewonertjes |
de holbewoner m
- (biologie) een dier dat in holen leeft
- Konijnen zijn holbewoners.
- een mens die in grotten (of holen) leeft
- Holbewoners komen tegenwoordig praktisch niet meer voor.
- (pejoratief) een dom, bruut persoon
- Wat is hij een ongelofelijke holbewoner.
- [2], [3] troglodiet
1. een dier dat in holen leeft
2. een mens die in holen leeft
- Het woord holbewoner staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "holbewoner" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be