heuvelig
- heu·ve·lig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | heuvelig | heuveliger | heuveligst |
verbogen | heuvelige | heuveligere | heuveligste |
partitief | heuveligs | heuveligers | - |
heuvelig [1]
- met veel heuvels
- En dan is daar ineens Urk. heuvelig, hobbelig hier en daar. Kleine huisjes die dicht op elkaar staan. Als zoeken ze onderling steun. Smalle straatjes die tussen de huizen door kronkelen. Naar beneden, weer naar boven en dan maar hopen dat er na die laatste bocht geen tegenligger is. [2]
- Twaalf foto’s, groot en klein, opgehangen in zelfgetimmerde houten frames. Scherpe, karaktervolle portretten, bewogen landschappen, abstracte inkteffecten en een heuvelig bos met een merkwaardig huis van dode takken. Een uitvergrote pasfoto waarvan het beeld met opzet verstoord is door lijneffecten. [3]
- Het woord heuvelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heuvelig" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Wim van Egdom 04-06-2016 In Urk blijft zingen de belangrijkste traditie
- ↑ NRC Dirk Limburg 14 september 2017 ‘Ik ben bang om dingen te verliezen’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be