vervoeging van de bedrijvende vorm van herwaarderen
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
herwaarderen
|
te herwaarderen
|
toekomend
|
zullen herwaarderen
|
te zullen herwaarderen
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
hebben geherwaardeerd herwaardeerd
|
te hebben geherwaardeerd herwaardeerd
|
toekomend
|
geherwaardeerd herwaardeerd zullen hebben
|
geherwaardeerd herwaardeerd te zullen hebben
|
|
onvoltooid deelwoord |
voltooid deelwoord |
gebiedende wijs |
aanvoegende wijs
|
|
herwaarderend |
geherwaardeerd herwaardeerd |
ev. herwaardeer |
mv. verouderd herwaardeert |
herwaardere
|
aantonende wijs |
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij, ge |
hij, zij, het |
wij, we |
jullie |
zij, ze
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
herwaardeer |
herwaardeert |
herwaardeert |
herwaardeert |
herwaardeert |
herwaarderen |
herwaarderen |
herwaarderen
|
verleden (o.v.t.) |
herwaardeerde |
herwaardeerde |
herwaardeerde |
herwaardeerde |
herwaardeerde |
herwaardeerden |
herwaardeerden |
herwaardeerden
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal herwaarderen |
zult/zal herwaarderen |
zult/zal herwaarderen |
zult herwaarderen |
zal herwaarderen |
zullen herwaarderen |
zullen herwaarderen |
zullen herwaarderen
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou herwaarderen |
zou herwaarderen |
zou(dt) herwaarderen |
zoudt herwaarderen |
zou herwaarderen |
zouden herwaarderen |
zouden herwaarderen |
zouden herwaarderen
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
heb geherwaardeerd herwaardeerd |
hebt geherwaardeerd herwaardeerd |
hebt/heeft geherwaardeerd herwaardeerd |
hebt geherwaardeerd herwaardeerd |
heeft geherwaardeerd herwaardeerd |
hebben geherwaardeerd herwaardeerd |
hebben geherwaardeerd herwaardeerd |
hebben geherwaardeerd herwaardeerd
|
verleden (v.v.t.) |
had geherwaardeerd herwaardeerd |
had geherwaardeerd herwaardeerd |
had geherwaardeerd herwaardeerd |
hadt geherwaardeerd herwaardeerd |
had geherwaardeerd herwaardeerd |
hadden geherwaardeerd herwaardeerd |
hadden geherwaardeerd herwaardeerd |
hadden geherwaardeerd herwaardeerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zal/zult geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zult/zal geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zult geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zal geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zullen geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zullen geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zullen geherwaardeerd herwaardeerd hebben
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zou geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zou/zoudt geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zoudt geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zou geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zouden geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zouden geherwaardeerd herwaardeerd hebben |
zouden geherwaardeerd herwaardeerd hebben
|
onpersoonlijke lijdende vorm geherwaardeerd herwaardeerd worden
|
|
onvoltooid |
voltooid
|
tegenwoordig |
er wordt geherwaardeerd herwaardeerd |
er is geherwaardeerd herwaardeerd
|
verleden |
er werd geherwaardeerd herwaardeerd |
er was geherwaardeerd herwaardeerd
|
toekomend |
er zal geherwaardeerd herwaardeerd worden |
er zal geherwaardeerd herwaardeerd zijn
|
voorwaardelijk |
er zou geherwaardeerd herwaardeerd worden |
er zou geherwaardeerd herwaardeerd zijn
|
lijdende vorm geherwaardeerd herwaardeerd worden
|
onbepaalde wijs
|
kort
|
lang
|
onvoltooid
|
tegenwoordig
|
geherwaardeerd herwaardeerd worden
|
geherwaardeerd herwaardeerd te worden
|
toekomend
|
geherwaardeerd herwaardeerd zullen worden
|
geherwaardeerd herwaardeerd te zullen worden
|
voltooid
|
tegenwoordig
|
geherwaardeerd herwaardeerd zijn
|
geherwaardeerd herwaardeerd te zijn
|
toekomend
|
geherwaardeerd herwaardeerd zullen zijn
|
geherwaardeerd herwaardeerd te zullen zijn
|
|
enkelvoud |
meervoud
|
onvoltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (o.t.t.) |
word geherwaardeerd herwaardeerd |
wordt geherwaardeerd herwaardeerd |
wordt geherwaardeerd herwaardeerd |
wordt geherwaardeerd herwaardeerd |
wordt geherwaardeerd herwaardeerd |
worden geherwaardeerd herwaardeerd |
worden geherwaardeerd herwaardeerd |
worden geherwaardeerd herwaardeerd
|
verleden (o.v.t.) |
werd geherwaardeerd herwaardeerd |
werd geherwaardeerd herwaardeerd |
werd geherwaardeerd herwaardeerd |
werdt geherwaardeerd herwaardeerd |
werd geherwaardeerd herwaardeerd |
werden geherwaardeerd herwaardeerd |
werden geherwaardeerd herwaardeerd |
werden geherwaardeerd herwaardeerd
|
toekomend (o.t.t.t.) |
zal geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zult geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zult geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zult geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zal geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zullen geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zullen geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zullen geherwaardeerd herwaardeerd worden
|
voorwaardelijk (o.v.t.t.) |
zou geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zou geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zou/zoudt geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zoudt geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zou geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zouden geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zouden geherwaardeerd herwaardeerd worden |
zouden geherwaardeerd herwaardeerd worden
|
voltooid |
eerste |
tweede |
derde |
eerste |
tweede |
derde
|
|
ik |
jij, je |
u |
gij |
hij, zij, het |
wij |
jullie |
zij
|
tegenwoordig (v.t.t.) |
ben geherwaardeerd herwaardeerd |
bent geherwaardeerd herwaardeerd |
bent/is geherwaardeerd herwaardeerd |
zijt geherwaardeerd herwaardeerd |
is geherwaardeerd herwaardeerd |
zijn geherwaardeerd herwaardeerd |
zijn geherwaardeerd herwaardeerd |
zijn geherwaardeerd herwaardeerd
|
verleden (v.v.t.) |
was geherwaardeerd herwaardeerd |
was geherwaardeerd herwaardeerd |
was geherwaardeerd herwaardeerd |
waart geherwaardeerd herwaardeerd |
was geherwaardeerd herwaardeerd |
waren geherwaardeerd herwaardeerd |
waren geherwaardeerd herwaardeerd |
waren geherwaardeerd herwaardeerd
|
toekomend (v.t.t.t.) |
zal geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zult geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zult geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zult geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zal geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zullen geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zullen geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zullen geherwaardeerd herwaardeerd zijn
|
voorwaardelijk (v.v.t.t.) |
zou geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zou geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zou/zoudt geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zoudt geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zou geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zouden geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zouden geherwaardeerd herwaardeerd zijn |
zouden geherwaardeerd herwaardeerd zijn
|