• her·ove·ring
enkelvoud meervoud
naamwoord herovering heroveringen
verkleinwoord

de heroveringv

  1. (militair) het opnieuw veroveren van iets dat eerst verloren was gegaan
     ,,Het is verschrikkelijk, vooral voor de mensen in Afghanistan zelf’’, zegt minister Kaag tegen deze site. ,,De snelle opkomst van de taliban en de herovering van het land baren mij alleen maar zorgen. Voor het land zelf, maar ook voor de stabiliteit in de bredere regio.’’[2]
  2. (sport) opnieuw winnen wat men eerst verloren had
     De Nederlandse Jumbo-Visma-ploeg eindigde door pech op 20 seconden achterstand, tot ongenoegen van kopman Wout van Aert. De Belg had zijn zinnen gezet op herovering van de leiderstrui, maar die ambitie viel in duigen toen Pascal Eenkhoorn in de laatste kilometer te maken kreeg met een lekke band.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Peter Winterman
    “Kaag: ‘Beelden inname Kamp Holland door taliban zijn verschrikkelijk’” (13 aug. 2021), Tubantia
  3.   Weblink bron “Gefrustreerde Van Aert mist leiderstrui na pech ploeggenoot in slotkilometer” (DI 7 SEPTEMBER 2021), NOS