• her·ma·fro·diet
enkelvoud meervoud
naamwoord hermafrodiet hermafrodieten
verkleinwoord - -

de hermafrodietv / m

  1. tweeslachtig wezen, mens, dier of plant met tegelijk vrouwelijke en mannelijke kenmerken
     Costanzo overtuigt als Achnaton. Met zijn hoge stem, in gewaden waarop borsten en een vrouwelijk geslachtsdeel zijn geschilderd, transformeert hij met gemak naar deze farao, die vaak als hermafrodiet is afgebeeld.[5]
stellend
onverbogen hermafrodiet
verbogen hermafrodiete
partitief hermafrodiets

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

hermafrodiet

  1. gelijktijdig vrouwelijke en mannelijke kenmerken bezittend
     Slakken zijn hermafrodiet, hebben zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen.[6]
95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[7]