heimelijk
- Geluid: heimelijk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈhɛimələk / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɦɛɪmələk/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɦɛːmələk/
- hei·me·lijk
- In de betekenis van ‘geheim, verborgen’ voor het eerst aangetroffen in 1220 [1]
- afgeleid van heim (huis) met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | heimelijk | heimelijker | heimelijkst |
verbogen | heimelijke | heimelijkere | heimelijkste |
partitief | heimelijks | heimelijkers | - |
heimelijk
- geheim, opzettelijk verborgen
- Een heimelijke glimlach verraadde zijn intenties, maar niemand keek.
- Nederland in top 20 Financial Secrecy Index 2018, Zwitserland en de VS het meest heimelijk. Nederland is 27 plaatsen gestegen sinds de laatste editie en staat nu op nummer 14 op de ranglijst van ’s werelds meest heimelijke landen wat betreft financiële dienstverlening. [3]
1. geheim, opzettelijk verborgen
- Het woord heimelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heimelijk" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "heimelijk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ heimelijk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ www.transparency.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be