harken
- har·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
harken |
harkte |
geharkt |
zwak -t | volledig |
harken
- overgankelijk met een hark bijeenbrengen
- Hij moest voor straf alle bladeren harken.
de harken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord hark
- Het woord harken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "harken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ harken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be