bijharken
- bij·har·ken
- samenstelling van bij bw en harken ww
bijharken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijharken |
harkte bij |
bijgeharkt |
zwak -t | volledig |
- iets met een hark opruimen
- Hij heeft de tuin bijgeharkt.
- Het woord bijharken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijharken" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be