aanharken
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
aanharken | aanharkend |
- | aangeharkt |
- aan·har·ken
- samenstelling van aan vz en harken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanharken |
harkte aan |
aangeharkt |
zwak -t | volledig |
aanharken
- overgankelijk harken, opharken
- Het woord aanharken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanharken" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be