opharken
- op·har·ken
- samenstelling van op bw en harken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opharken |
harkte op |
opgeharkt |
zwak -t | volledig |
opharken
- overgankelijk met een hark op een hoop vegen
- Hij had al heel wat bladeren opgeharkt.
- Het woord 'opharken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opharken" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be