Nederlands

 
adapter voor de mobiele telefoon waardoor handsfree bellen mogelijk is
Uitspraak
Woordafbreking
  • hands·free
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling uit het Engels hand en free met het invoegsel -s-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen handsfree
verbogen
partitief handsfrees s -

Bijvoeglijk naamwoord

handsfree

  1. van iets (m.n. een mobiele telefoon) dat je het kunt gebruiken zonder dat je daarvoor je handen nodig hebt
    • Ik hang op,' zei ze, 'want ik bel niet handsfree. Dag.' Ze drukte het gesprek weg, legde het mobieltje op de passagiersstoel en begon de lange rij vrachtauto's voor haar in te halen. [1] 
    • Hij stak de handsfree set in de telefoon en vroeg me gehaast welk nummer er gedraaid moest worden. Ik gaf het nummer van Amber door. De telefoon ging over, twee keer, daarna hing de journalist op. Ik wist dat Amber, indien ze het Marokkaanse nummer — beginnend met +212 - in haar schermpje zag oplichten, direct zou terugbellen. We keken beiden gespannen naar de telefoon. Nog geen dertig seconden later belde ze. Ik deed de oordopjes snel in. [2]  
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Berg, Michael
    Een echte vrouw 2014 ISBN 978-90-443-2584-3 pagina 330
  2. Oubelkas, Joseph
    400 brieven van mijn moeder 2011 ISBN 978-90-484-9014-1 pagina 159
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be