handboeien/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van handboeien
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		handboeien			te handboeien
	toekomend		zullen handboeien			te zullen handboeien
voltooid	tegenwoordig		gehandboeid			te gehandboeid
	toekomend		gehandboeid zullen			gehandboeid te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	handboeiend		gehandboeid			ev. handboei	mv. verouderd handboeit	handboeie
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	handboei	handboeit	handboeit	handboeit	handboeit	handboeien	handboeien	handboeien
verleden (o.v.t.)	handboeide	handboeide	handboeide	handboeide	handboeide	handboeiden	handboeiden	handboeiden
toekomend (o.t.t.t.)	zal handboeien	zult/zal handboeien	zult/zal handboeien	zult handboeien	zal handboeien	zullen handboeien	zullen handboeien	zullen handboeien
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou handboeien	zou handboeien	zou(dt) handboeien	zoudt handboeien	zou handboeien	zouden handboeien	zouden handboeien	zouden handboeien
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij