Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ha·ken·kruis
Woordherkomst en -opbouw
  • Vernederlandste ontlening aan Duits Hakenkreuz, in de betekenis van ‘swastika, insigne van nazi's’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
  • samenstelling van  haak  en  kruis  met het invoegsel -en- 
enkelvoud meervoud
naamwoord hakenkruis hakenkruisen
hakenkruizen
verkleinwoord hakenkruisje hakenkruisjes

Zelfstandig naamwoord

het hakenkruiso

  1. is een symbool in de vorm van een kruis met aan alle uiteinden een haak.
    • Het hakenkruis is berucht geworden als teken van de Nazi's. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen