enkelvoud meervoud
gull gulls

gull

  1. (steltloperachtigen) meeuw


gull

  1. (scheikunde), (element) goud


  • gull
Naar frequentie 2076

gull

  1. (scheikunde) (element) goud


  • gull
Naar frequentie 1329
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gull     gullet     gull     gulla
gullene  
genitief   gulls     gullets     gulls     gullas
gullenes  

gull, o

  1. (scheikunde), (element) goud
  2. (figuurlijk) rijkdom, geld
  3. (kleur) goudkleur
  4. (dierkunde), (plantkunde) het eerste deel van een samengesteld woord voor een goudenkleurig dier of een goudkleurige plant
  5. de gouden medaille
  6. (eufemisme) een koosnaampje
  • [2]: Det er ikke gull alt som glimrer.
Het is niet alles goud wat er blinkt.
  • [1]: være god som gull
wonderwel zijn
  • [2]: love gull og grønne skoger
iemand koeien met gouden hoorns beloven
mijn goudstuk

gull

  1. genitief onbepaald onzijdig enkelvoud van gull


  • gull
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gull     gullet     gull     gulla  

gull, o

  1. (scheikunde), (element) goud
  2. (figuurlijk) rijkdom, geld
  3. (kleur) goudkleur
  4. (dierkunde), (plantkunde) het eerste deel van een samengesteld woord voor een goudenkleurig dier of een goudkleurige plant
  5. (sport) de gouden medaille
  6. (eufemisme) een koosnaampje
  • [2]: Det er ikkje gull alt som glimrar.
Het is niet alles goud wat er blinkt.
  • [1]: vere god som gull
wonderwel zijn
  • [2]: love gull og grønne skogar
iemand koeien met gouden hoorns beloven

gull

  1. genitief onbepaald onzijdig enkelvoud van gull


  • gull
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gull                    
genitief                        
datief                        
accusatief                        

gull, o

  1. (scheikunde), (element) goud