groepsseks
  • groeps·seks
enkelvoud meervoud
naamwoord groepsseks
verkleinwoord

de groepsseksm

  1. (seksualiteit) seksueel contact tussen meer dan twee personen tegelijkertijd
    • Ik kan á la minute in chatrooms jongens uit deze regio aanwijzen, die zich aanbieden voor alleen bare backing thuis. Als je daar op ingaat ben je natuurlijk niet wijs. Ik ben ook wel eens uitgenodigd in zo'n chatroom. Voor een jam: dat is dan groepsseks met pilletjes. "Dan gaan we helemaal uit ons dak", zeggen ze dan. Meestal ergens in een boerderij, buiten de stad. Maar mij dus niet gezien. [1] 
    • Het meisje moest werken zonder condoom, meedoen aan groepsseks en kreeg volgens het OM hasj en wiet te roken om haar gewillig te maken. Ze leverde drie keer het gangbare prostitutietarief op, waar zij zelf niets van zag. [2] 
    • Maar alle seks- en vrijscènes, ook die in 45 Years, zijn pijnlijk om te doen. Ik zal er nooit aan wennen. Het is toch een soort inbreuk op je privacy. Ik denk dat alleen mensen die aan groepsseks doen het geen probleem vinden. Ik hoor daar niet bij. [3] 
94 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]