gangbang
- gang·bang
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gangbang | gangbangs |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
de gangbang m
- (seksualiteit) groepsseks waarbij iemand seks heeft met meer partners na elkaar
- ▸ Temptation Island-verleidster Ayleen ontkent dat zij en haar 'collega's' werden betaald om de deelnemers aan het programma over te halen vreemd te gaan. () "Grof gezegd: was het maar zo dat we 3.000 euro of 10.000 euro hadden kunnen verdienen", reageert Ayleen. "Dan was het één grote gangbang geworden, dat weet ik nu al. Of je krijgt de situatie dat verleiders de buit verdelen met de koppels."[1]
vervoeging van |
---|
gangbangen |
gangbang
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gangbangen
- Ik gangbang.
- gebiedende wijs van gangbangen
- Gangbang!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gangbangen
- Gangbang je?
- Het woord gangbang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Verleidster Temptation Island: 'Was het maar zo dat we geld verdienden'” (3 april 2019) op nu.nl
- samenstelling van gang zn "bende" en bang zn "seks"
enkelvoud | meervoud |
---|---|
gangbang | gangbangs |
gangbang
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to gangbang |
he/she/it | gangbangs |
verleden tijd | gangbanged |
voltooid deelwoord |
gangbanged |
onvoltooid deelwoord |
gangbanging |
gebiedende wijs | gangbang |
gangbang
- In onderzoek van 2014-2018 door het Centrum voor Leesonderzoek werd "gangbang" herkend door:
97 % | van de Amerikanen; |
94 % | van de Britten.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be