• gang·bang
enkelvoud meervoud
naamwoord gangbang gangbangs
verkleinwoord - -

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de gangbangm

  1. (seksualiteit) groepsseks waarbij iemand seks heeft met meer partners na elkaar
     Temptation Island-verleidster Ayleen ontkent dat zij en haar 'collega's' werden betaald om de deelnemers aan het programma over te halen vreemd te gaan. () "Grof gezegd: was het maar zo dat we 3.000 euro of 10.000 euro hadden kunnen verdienen", reageert Ayleen. "Dan was het één grote gangbang geworden, dat weet ik nu al. Of je krijgt de situatie dat verleiders de buit verdelen met de koppels."[1]
vervoeging van
gangbangen

gangbang

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gangbangen
    • Ik gangbang. 
  2. gebiedende wijs van gangbangen
    • Gangbang! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gangbangen
    • Gangbang je? 
  1.   Weblink bron “Verleidster Temptation Island: 'Was het maar zo dat we geld verdienden'” (3 april 2019) op nu.nl  


enkelvoud meervoud
gangbang gangbangs

gangbang

  1. (seksualiteit)  gangbang zn 
vervoeging
onbepaalde wijs to  gangbang 
he/she/it  gangbangs 
verleden tijd  gangbanged 
voltooid
deelwoord
 gangbanged 
onvoltooid
deelwoord
 gangbanging 
gebiedende wijs  gangbang 

gangbang

  1. (seksualiteit)  gangbangen ww 
97 % van de Amerikanen;
94 % van de Britten.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be