• gang·ban·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gangbangen
gangbangde
gegangbangd
zwak -d volledig

gangbangen

  1. inergatief (seksualiteit) deelnemen aan groepsseks waarbij iemand seks heeft met meer partners na elkaar
83 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be