gomma
- gom·ma
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gomma | - |
verkleinwoord | - | - |
de gomma m
- lijm of stijfsel gemaakt met zetmeel van cassave
- Elke hoofddoek wordt met flink veel gomma gesteven, want hij moet plankhard worden. [3]
- (plantkunde) soort boom Guarea gomma uit het geslacht Guarea die voorkomt in hoger gelegen delen van het Amazonegebied in Zuid-Amerika en benut wordt om zijn hout, schaduw en geneeskrachtige werking
-
1. Het maken van gomma uit de cassave.
- [1] gommakoekjes
2. soort boom (Guarea gomma)
- Het woord gomma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ gomma op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Maizenakoekjes (19 februari 2009) op website: ze.nl; geraadpleegd 2017-01-02
- ↑ Het Koto MuseumAngisa Koto Skoro - Het stijven van de stof (8 maart 2010) op website: youtube.com; geraadpleegd 2017-01-02
- gom·ma
enkelvoud | meervoud |
---|---|
gomma | gomme |
gomma v
- (materiaalkunde) rubber
- (teken- en schrijfmateriaal) gum
- (verkeer) autoband