• go·la

de golav / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) ballingschap, diaspora


  • go·la
  • Ontwikkeld uit Volkslatijn *gola (literair Latijn gula). [1].
enkelvoud meervoud
gola golas

gola v

  1. (kleding) kraag, col
  2. (militair) (bouwkunde) de denkbeeldige rechte lijn tussen de twee flanken in een verdedigingswerk
  3. (militair) (bouwkunde) in vestingwerken, de ruimte tussen de uiteinden van de zijden van een uitspringende hoek, corniche, kroonlijst
  4. (scheepvaart) een metalen ringstuk aan de onderkant van de kaapstander
  1.   Weblink bron
    Aulete, Francisco Júlio de Caldas
    gola in: Dicionário Aulete, Lexikon Editora Digital. op aulete.com.br


  • go·la
  • Ontwikkeld uit Volkslatijn *gola (literair Latijn gula).
enkelvoud meervoud
gola golas

gola v

  1. (anatomie) keel
  2. (waterbeheer) kanaal
  3. (kleding) Spaanse kraag, plooikraag
  4. (militair) ringkraag, (voor officieren) hausse-col
  5. (militair) (bouwkunde) de denkbeeldige rechte lijn tussen de twee flanken in een verdedigingswerk
  6. (geologie) kloof, canyon